Transgenderpersonen vormen een minderheid. Tot een minderheid behoren gaat vaak gepaard met sociale uitsluiting en discriminatie. Volgens de social defeat-hypothese zou daardoor een ontregeling van het dopaminesysteem kunnen ontstaan, met een verhoogd risico op de ontwikkeling van een psychose. In deze studie onderzochten wij of transgenderpersonen ook een verhoogd risico hebben op psychose.1
- Fabion Termorshuizen, Annelou de Vries, Chantal Wiepjes, Jean-Paul Selten
Transgenderpersonen ervaren een discrepantie tussen het bij de geboorte toegekende geslacht en de ervaren genderidentiteit. De lijdensdruk die hier het gevolg van is (ook wel genderdysforie genoemd), wordt nog eens verder gecompliceerd door maatschappelijke uitsluiting, stigmatisering en discriminatie. Uit diverse studies blijkt dat behoren tot een minderheidsgroep geassocieerd is met een hoog risico op het ontwikkelen van een psychotische stoornis. Dit is gevonden voor niet-Westerse migranten, etnische minderheden zoals African Americans, Aboriginals in Australië en Maori in Nieuw-Zeeland; voor personen met een laag IQ, personen met een autismespectrumstoornis, slechthorenden en seksuele minderheden.1 De social defeat-hypothese stelt dat een lage sociale status (gering aanzien, mogelijk op verschillende gebieden), sociale en maatschappelijke uitsluiting en herhaalde vernedering via disregulatie van de dopaminehuishouding in het striatum kunnen leiden tot het ontwikkelen van een psychotische stoornis.2 Deze social defeat (‘sociale verslagenheid’) is volgens deze hypothese de gemeenschappelijke noemer voor het verhoogde risico op psychose bij deze heel verschillende groepen. Een hiermee samenhangend begrip uit de internationale literatuur is ‘minority stress’, wat specifiek gebruikt wordt bij verwijzing naar personen met een seksuele en/of genderdiversiteit.3