Het artikel ‘Stabilisatie bij complexe PTSS?’ gaat over de vraag of stabilisatie onderdeel wel of geen onderdeel moet zijn van de behandeling. Deze discussie speelt al jaren, met name in Nederland, en dit heeft geleid tot forse tegenstellingen binnen het werkveld. Bij de analyse en conclusies van Beldman en De Weerd zijn mijns inziens een aantal kritische kanttekeningen te maken.1
De algemene richtlijn dat we het posttraumatische stresssyndroom (PTSS) goed kunnen behandelen met (imaginaire) exposure of EMDR wordt door niemand in twijfel getrokken. De discussie spitst zich toe op de verbijzondering van de zogenoemde complexe PTSS. Het ingewikkelde is dat complexe PTSS zich niet eenduidig laat onderscheiden van PTSS. Uit een aantal gedegen reviewskomt naar voren dat er veel overlap is met PTSS (volgens de definitie van Cloitreis PTSS zelfs een onderdeel van de CPTSS) en daarin wordt onder andere de conclusie getrokken dat er eerder sprake is van een continuüm, van enkelvoudige naar complexe PTSS.2,3,4 De uitbreiding van de definitie in de DSM 5 heeft dit vermoeden verder versterkt; daarin zijn veel van de kenmerken uit de voorgestelde CPTSS-classificatie overgenomen.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat alle uitersten binnen dit continuüm dezelfde behandeling zouden kunnen ondergaan. Volgens de internationale richtlijn van de ISTSS (5) is bij de complexe PTSS-groep een fasegerichte behandeling aan te raden, op basis van de consensus van trauma-experts en enkele studies.5,6
Eerder onderzoek
Beldman en de Weerd stellen dat De Jongh e.a. en Bicanic hebben aangetoond