Naast onbeschrijfelijk veel leed heeft de coronapandemie ons ook bepaalde leerervaringen gebracht, zoals dat thuiswerken vaker kan dan gedacht, dat veel gesprekken ook online kunnen plaatsvinden. Een recente uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag maakt op verfrissende wijze duidelijk dat patiëntenrechten niet oneindig zijn.
Bij een coronademonstratie liep een demonstrant een hoofdwond op. Hij werd ter plekke door EHBO-personeel behandeld, maar ging voor de zekerheid ook nog naar de Spoedeisende Hulp van een nabijgelegen ziekenhuis. Daar werd hem door het ziekenhuispersoneel verzocht om conform de destijds geldende maatregelen een mondkapje te dragen. De demonstrant weigerde dit.
In eerste instantie ging hij daarover de discussie aan met twee verpleegkundigen, vervolgens ging de dienstdoend SEH-arts met hem in gesprek. Omdat hij nog steeds geen mondkapje op wilde zetten, voerde zij overleg met het waarnemend hoofd. Zij concludeerden daarin dat er geen sprake was van een medische noodzaak tot behandeling, onder meer omdat er slechts een rode zwelling op het hoofd van de patiënt zichtbaar was en er geen neurologische uitval was (de demonstrant liep stabiel en kon probleemloos zijn verhaal doen). Daarop besloten zij de patiënt niet te behandelen. Zij gaven wel aan dat hij weer welkom was bij verergering van de klachten en dat hij desgewenst ook naar een ander ziekenhuis kon gaan. De demonstrant verliet uiteindelijk onder politiebegeleiding het ziekenhuis.
Tuchtklacht
De patiënt diende een tuchtklacht in tegen de arts, onder meer vanwege het niet verlenen van zorg en discriminatie. Het tuchtcollege ging hier niet in mee: ‘Beklaagde heeft onder de gegeven omstandigheden voldoende inzicht gekregen in de medische situatie van klager en een juiste beoordeling gemaakt dat er geen sprake was van een medische noodsituatie. Op basis daarvan heeft beklaagde een zwaarder gewicht aan de mondkapjesplicht kunnen toekennen en klager de toegang tot