Echtscheidingsperikelen
Het scheiden of eindigen van een relatie tussen ouders van kinderen heeft (veelal) een grote impact op de zorg voor die kinderen, zowel binnen- als buitenshuis.
Kinderen mogen in de basis alleen rechtshandelingen verrichten met toestemming van hun wettelijk vertegenwoordiger(s). Dat werkt ook door in de behandelkamer. Op hoofdlijnen ziet het toestemmingsregime voor minderjarige patiënten/cliënten (acute situaties daargelaten) er als volgt uit:
-
bij kinderen tot en met 11 jaar is enkel de toestemming van vertegenwoordiger(s) vereist;
-
kinderen van 12 tot 16 jaar moeten – in beginsel naast hun vertegenwoordiger(s) – óók zelf toestemming geven;
-
kinderen vanaf 16 jaar beslissen zelf.
Normaal gesproken zijn beide ouders vertegenwoordigers (‘gezagdragers’) van het kind en verandert dat niet als de ouders uit elkaar gaan. Als toestemming van vertegenwoordigers nodig is, is daarom in principe de toestemming van beide ouders nodig. Wat te doen als slechts één ouder in de behandelkamer verschijnt?
Het is in ieder geval goed om aan het begin van de behandelrelatie helder te krijgen wie het gezag over de kinderen heeft/hebben. Als blijkt dat ouders niet meer samen zijn, is het raadzaam om beide ouders te spreken en na te gaan of er afspraken zijn gemaakt, of kunnen worden gemaakt, over (de toestemming voor) zorg aan het kind; het zogeheten ouderschapsplan. Is of komt dat er niet, dan is het goed om zelf duidelijk aan te geven hoe u als zorgverlener in principe te werk zal gaan. Bij ggz-trajecten zal veelal toestemming worden gegeven