Tom is een 18-jarige man die thuis woont bij zijn vader, moeder en broer. Hij zit in het tweede jaar van de opleiding verkoper (niveau 2). De opleiding vindt hij leuk, maar hij haalt geen goede cijfers. Hij heeft een bijbaan als vakkenvuller in een supermarkt. In zijn vrije tijd doet hij aan voetbal en spreekt veel af met vrienden. Ze hangen samen rond, kijken TV en drinken een biertje. Hij heeft geen relatie, de vorige is uitgegaan nadat hij was vreemdgegaan. Aan het eind van de middelbare school ging het niet goed met Tom. Hij was vaak het overzicht kwijt, werd dan boos en opstandig en had de neiging om weg te lopen van huis. Hij kwam in aanraking met marihuana en gebruikte dit steeds vaker. Het prettige hieraan vond hij dat hij niet meer hoefde na te denken. Voor zijn familie is hij uit zichzelf gestopt met het roken van joints. Daarna werd het weer drukker in zijn hoofd en ging hij weer vaker ‘domme dingen’ doen. Onder druk van zijn ouders werd Tom doorverwezen naar de specialistische ggz, vanwege zijn impulsieve gedrag. Hij beaamt dat hij inderdaad ‘domme dingen’ heeft gedaan, zoals vreemdgaan,