Vluchtelingen in de ggz | Syrische vluchtelingen maken nog weinig gebruik van de ggz, maar het aantal aanmeldingen groeit geleidelijk. Een artikel over valkuilen in de diagnostiek en behandeling van deze patiëntengroep.
Brahim is een 32-jarige man van Syrische afkomst die sinds vier jaar in Nederland woont. Hij heeft een voorlopige verblijfsvergunning. Hij woont alleen, in een klein appartement. Zijn ouders en zus wonen aan de andere kant van het land. Hij spreekt goed Nederlands en werkt bij een tuinbouwbedrijf waar hij zich de laatste tijd steeds vaker ziek meldt. Brahim is gespannen, slaapt slecht en heeft nachtmerries. Hij maakt moeilijk contact met anderen, vooral met vrouwen. Soms heeft hij zelfmoordgedachten.
Toch heeft hij een goed contact met zijn baas, en ziet hij één vriend. Met zijn familie heeft hij alleen telefonisch contact. Soms gaat hij fietsen, en hij surft veel op internet. Hoewel hij van huis uit katholiek is, bezoekt hij op zondagen een Nederlands hervormde geloofsgemeente, waar hij wat mensen heeft leren kennen, met wie hij overigens buiten de kerkdiensten om geen contact heeft. Brahim gebruikt geen medicijnen, geen alcohol, maar rookt wel regelmatig cannabis, ter ontspanning.
Hij was nooit eerder bij een psycholoog of psychiater in behandeling, maar omdat de huisarts bang is dat zijn situatie verergert, heeft hij hem naar de ggz doorverwezen. In Brahim’s voorgeschiedenis valt op dat hij een hogere opleiding in de landbouw heeft afgerond, waarna hij kort in het Syrische leger heeft gediend. Om onduidelijke redenen is hij daar voor een paar maanden in een gevangenis vastgezet, zonder proces. Daar werd hij gemarteld, omdat men dacht dat hij contact onderhield met oppositionele groepen. Bij de kennismaking zit Brahim gebogen in zijn stoel, hij maakt