In vrijwel elke behandeling vloeien er weleens tranen en in de behandelkamer is de vertrouwde tissuedoos niet weg te denken. Maar zijn deze tranen alleen van onze cliënten, of ook van onszelf? En als we zelf ook weleens een traantje wegpinken, wat vinden wij en onze patiënten daar dan van? Deze vragen worden beantwoord door een studie van Tilburgse onderzoekers. De onderzoeksresultaten, beknopt:
-
87,4 Procent van de in totaal 819 deelnemende therapeuten liet weten ten minste één keer te hebben gehuild tijdens een behandelsessie;
-
therapeuten die nooit hadden gehuild, gaven aan dat zij wel vaak ontroerd waren geraakt in een behandeling;
-
de tranen van cliënten werden positief beoordeeld, vanwege de ‘waardevolle bijdrage aan het therapieproces’;
-
dat de behandeling ook bij de therapeut emoties oproept, vinden cliënten en behandelaars begrijpelijk, en bovendien onvermijdelijk;
-
maar die emoties moeten wel op professioneel verantwoorde wijze worden geuit en gehanteerd, de therapeut moet altijd de regie over de therapie houden;
-
ook in de opleiding zou meer aandacht moeten zijn voor de emoties en emotionele reacties van de therapeut.
Bron: Vingerhoets, A.J.J.M. & ’t Lam, C. (2016). De tranen van de therapeut: Als de hulpverlener het zelf niet drooghoudt. De Psycholoog, 10-20.
Voorspel het behandeleffect!
Hoe groot de kans is dat iemand profiteert van een bepaalde therapie? Zou het niet fantastisch zijn als we de slagingskans van een behandeling kunnen voorspellen? Vanuit die hoopvolle gedachte ontwierpen onderzoekers in Philadelphia de ‘Personalized Advantage Index Approach’, een methodiek waarmee