Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

M/V

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs41480-019-0030-6/MediaObjects/41480_2019_30_Fig1_HTML.jpg
Fotografie: Aleid Denier van der Gon

Guy Bosman pleit in dit nummer voor het betrekken van ouders bij de behandeling van jongeren, volgens de methode van de Attachment Based Family Therapy, waarbij met behulp van de ouders corrigerende gehechtheidservaringen opgedaan worden. Het is een inspirerend interview en het maakt meteen enthousiast om dit ook te gaan leren. Er was nog iets anders wat me opviel. De interviewer vraagt zich af of vaders wel bereid zijn om zich kwetsbaar op te stellen. Bij die vraag moest ik onmiddellijk denken aan de documentaire Man Made van Sunny Bergman die een tijdje geleden de discussie over gender- en sekseverschillen weer deed oplaaien. In haar zoektocht naar de heersende maatschappelijke ideeën over mannelijkheid, ontdekt Bergman dat kwetsbare emoties als angst en verdriet nog altijd als niet mannelijk worden gezien, dat mannen hun emoties onderdrukken, en dat dit hun empathisch zijn in de weg staat. Hoe zit dat eigenlijk in de psychotherapie? Beïnvloeden de seksen van de therapeut en cliënt de behandeling? In de praktijk zie ik mijn mannelijke en vrouwelijke collega’s geen verschillende aanpak hanteren. Ook benader ik mannelijke en vrouwelijke cliënten niet bewust anders. Maar zou dat eigenlijk wel moeten? Heb ik een blinde vlek?

Wat betreft de sekse van de therapeut blijkt uit onderzoek dat de ‘vrouwelijke’ gendereigenschappen, zoals het tonen van empathie en het bespreekbaar maken van de relatie met de cliënt, een positieve invloed hebben op het behandelresultaat. Het is dus vooral belangrijk dat zowel mannelijke als vrouwelijke therapeuten zich hierin bekwamen. Nu wil ik mannelijke collega’s de volgende vraag voorleggen: beschikten jullie altijd al over deze voor de therapie gunstige vrouwelijke gendereigenschappen, of hebben jullie je deze vaardigheden moeten aanleren?

Wat betreft de sekse van de cliënt hebben mannen soms andere stoornissen dan vrouwen. Zo lijken depressies en angststoornissen bij mannen minder vaak voor te komen, maar zij hebben vaker verslavingsproblemen dan vrouwen en plegen vier keer zo vaak suïcide. Mannen zoeken minder snel hulp en hebben meer moeite hun klachten onder woorden te brengen, mogelijk doordat zij zich conformeren aan masculiene normen, zoals de norm dat je je als man niet kwetsbaar opstelt. Een ander voorbeeld is dat vrouwen met dezelfde symptomen als mannen toch een hogere kans lopen om gediagnosticeerd te worden met een depressie of borderline persoonlijkheidsstoornis. En nog erger: het komt ook voor dat professionals gedrag dat niet past bij hun idee van een genderrol als gestoord aanmerken! Gelukkig bestaat de Alliantie Gender en Gezondheid, een samenwerkingsverband tussen medisch specialisten, klinisch psychologen, ggz-deskundigen, zorgverzekeraars en huisartsen die gezamenlijk de zorgkwaliteit willen verbeteren door meer aandacht te genereren voor sekse- en genderverschillen in het medisch en klinisch-psychologisch onderwijs en in onderzoek. Laten we er vooral een beetje vroeg mee beginnen en een voorbeeld nemen aan de gendercompenserende lessen op basisscholen in IJsland, waar jongens leren dat het oké is om elkaars nagels te lakken en poppen te verzorgen en meisjes leren om hutten te bouwen. Ik heb als jongensmoeder op verzoek heel wat jongensnageltjes gelakt, maar met de gendernormen in onze maatschappij hebben ze dit weer heel snel afgeleerd.

Willemijn Scholten, hoofdredacteur