Nieuwe ontwikkelingen artikel 13 Zorgverzekeringswet
Op 1 februari 2019 deed de rechtbank in Arnhem uitspraak in weer een zaak over artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Hierin stond Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze tegenover de zorgverzekeraars (VGZ, CZ, Zilveren Kruis en Menzis). Vanwege het grote belang voor de gezondheidszorg keek de hele zorgsector mee.
Achtergrond
Artikel 13 regelt de aanspraak van de (natura)verzekerde, indien de verzekerde kiest voor een ongecontracteerde zorgaanbieder. In dit artikel is geregeld dat de verzekerde recht heeft op een ‘door de zorgverzekeraar te bepalen vergoeding van de voor deze zorg of dienst gemaakte kosten’. Daarbij mag deze vergoeding niet zo laag zijn dat dit de verzekerde verhindert om zorg bij een ongecontracteerde zorgaanbieder af te nemen. De Hoge Raad heeft bepaald dat voor dure ggz-behandelingen 75-80% een breed gedragen norm is voor een toelaatbare vergoeding.
Uitspraak
In de uitspraak gaat de rechter uitvoerig in op de berekening en hoogte van de zorgvergoedingen. De rechter zegt hierin dat het aan de zorgverzekeraar is om in de polisvoorwaarden aan te geven hoe de verzekeraar deze vergoeding berekent. Daarbij moet de verzekeraar met minimaal twee elementen rekening houden: De vergoeding mag geen feitelijke hinderpaal vormen voor het inroepen van ongecontracteerde zorg en de afslag op de vergoeding moet verband houden met de extra kosten die de verzekeraar maakt voor het inroepen van ongecontracteerde zorg.
Met name dit laatste maakt deze uitspraak interessant. De rechter oordeelt namelijk dat het berekenen van een generiek kortingspercentage niet is