Ik lees over een moeder van drie kinderen: twee jongens van acht en een meisje van zes. Volgens de verwijzer zijn de kinderen lange tijd getuige geweest van huiselijk geweld. Vader zou sinds kort uit beeld zijn. Verder zijn er zorgen over de fysieke en emotionele beschikbaarheid van de moeder. Terwijl ik de informatie doorlees, word ik wat stil van het leed waar de kinderen doorheen gaan, maar voel ik ook de drive om samen met dit gezin te onderzoeken hoe we deze situatie kunnen verbeteren.
De dag van de intake. Mijn supervisor en ik staan vlak voor de deur te wachten op de verwijzer. Al bij binnenkomst zie ik de sporen van huiselijk geweld: deuren die missen, gaten in de muren, een tafel die elk moment in elkaar kan storten en vier gesloten sombere gezichten, naast elkaar op de bank. Ik wil dit gezin graag helpen, maar vraag me af of moeder hiervoor openstaat.
De verwijzer benoemt waarom zij voor dit gezin aan ons behandelprogramma voor kindermishandeling en verwaarlozing heeft gedacht, en geeft aan waar haar zorgen liggen: bij de fysieke en emotionele veiligheid, de gebrekkige opvoedvaardigheden, de slechte staat van het huis en het welzijn