Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Hoe evalueer je dissociatieve klachten in een PTSS-behandeling?

Goede diagnostiek maakt het verschil

Behandelaren zijn vaak geneigd om verschillende vormen van dissociatie bij PTSS-patiënten onder één noemer te scharen, waardoor het lastiger wordt om het verloop van specifieke dissociatieve klachten tijdens een behandeling te evalueren. Goede diagnostiek kan hier het verschil maken.

De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor de diagnostiek van dissociatie bij mensen met psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornissen. In 2013 werd het belang hiervan bijvoorbeeld onderkend toen in de DSM-5 de mogelijkheid werd opgenomen om een dissociatief subtype vast te stellen bij een posttraumatische stressstoornis (PTSS).1 Verschillende studies laten namelijk zien dat ongeveer 15-30% van de mensen met PTSS last heeft van symptomen van depersonalisatie en/of derealisatie.2,3 Toch komen dergelijke dissociatieve symptomen nog lang niet altijd aan het licht. Voor clinici is het vaak lastig om dissociatieve ervaringen te herkennen, uit te vragen en om deze van elkaar te onderscheiden. Door de complexiteit van de symptomatologie zijn behandelaren geneigd om alle vormen van dissociatie onder een verzamelnoemer te plaatsen, en om te spreken van een ‘een patiënt met dissociatie’, in plaats van bijvoorbeeld ‘een patiënt met symptomen van depersonalisatie’. Dan is het echter lastig om met de patiënt en/of andere behandelaren te communiceren over wat de ervaringen van een patiënt zijn. Dit betreft zowel het classificeren als de communicatie over het behandelverloop (symptoom A kan misschien wel verdwenen zijn maar symptoom B niet). Ter ondersteuning van de (differentiaal) diagnostiek van het dissociatieve subtype (PTSS-DS) geven we in dit artikel uitleg over de

Premium

Wil je dit artikel lezen?


    Al abonnee? Log dan in