Het eerdere artikel in GZ-psychologie is te lezen via de link: mijn.bsl.nl/stabilisatie-bij-complexe-ptss/16603042
Cliënten zijn niet gebaat bij welles/nietes-discussies
De auteurs stellen dat er nationaal en internationaal felle kritiek is op stabilisatie. Om hun stelling te onderbouwen, halen zij de meningen van andere auteurs aan, zoals De Jongh, Bicanic en Van Minnen.1 Het is in dit debat echter steeds dezelfde kleine groep mensen die naar elkaar verwijst, om zo – onder het mom van een wetenschappelijk betoog – telkens dezelfde, mijns inziens niet onderbouwde, boodschap te verspreiden. Onze cliënten zijn niet gebaat bij de polarisatie die zo ontstaat.
Stabilisatie is een behandelfase
Stabilisatie is geen ‘andere’ behandeling, maar een behandelfase die voorafgaat aan de evidencebased PTSS-behandeling om de cliënt ontvankelijk te maken voor die evidencebased PTSS-behandeling en de kans van slagen te vergroten. In het stabilisatiedebat wordt stabilisatie tot het versterken van regulatievaardigheden gereduceerd. Stabilisatie behelst echter veel meer dan dat, namelijk ook het werken aan motivatie, het vergroten van iemands veiligheid, rust in het dagelijks leven, het verbeteren van diens relaties en steun, het vergroten van zelfcompassie en de ontschuldiging van kinderen. De auteurs noemen vier stabilisatieprogramma’s, maar ten minste twee van die programma’s, namelijk de Drie Testen en Slapende Honden, richten zich op stabilisatie in bredere zin, niet alleen op regulatievaardigheden.2,3
Onderzoeksresultaten niet generaliseren
De deelnemers van de studies die de auteurs aanhalen om aan te tonen dat stabilisatie niet nodig is, vormen een selecte groep en de betreffende onderzoeksresultaten kunnen daarom niet zomaar even gegeneraliseerd worden naar alle cliënten, onder wie