In 1994 maakte ik samen met mijn man een reis door China.
De missie van mijn man was om ooit op de muur te staan. We waren nieuwsgierig naar het land, haar bewoners, de natuur en cultuur. In de vorige eeuw was de transitie van het platteland naar grootstedelijk gebied er (al) gigantisch, en ook nu nog worden er onder je ogen oude dorpskernen platgewalst om plaats te maken voor skyscrapers. Modernisering in een oogwenk. Niet van enige overmoed gespeend, had ik me een cursus Mandarijn Chinees opgelegd, en ik heb daadwerkelijk over treinkaartjes en een tros bananen kunnen onderhandelen (niet om de prijs, maar om het plezier van het gesprek). Nu er steeds meer berichten in de pers verschijnen over interneringskampen, denk ik vaak terug aan die reis. In Xinjiang zijn er volgens het NOS (24 september jl.) 380 kampen waar miljoenen Oeigoeren met harde hand een heropvoeding krijgen. Volgens recente geluiden wacht Tibetanen eenzelfde lot. Toen wij in 1994 aan de mensenmassa’s wilden ontkomen, vonden we rust en ruimte in de provincie Yunnan, een groen en bergachtig gebied in het zuidwesten van China. Er waren nog matriarchale samenlevingen, gemeenschappen waar de vrouw het voor het zeggen heeft, hetgeen toch bijzonder fascinerend is.
Op 17 september verscheen formeel het herziene Handboek voor gz-psychologen. De publicatie werd luister bijgezet tijdens een symposium, met lezingen die vooral de competenties van een gz-psycholoog belichtten. In mijn bijdragen aan het boek en symposium ben ik ingegaan op diversiteit in de gz-praktijk. Er zijn daarvoor weliswaar tools en handreikingen voorhanden in de vorm van een