Peterson raakte met name door zijn teksten en lezingen op sociale media in een politieke wervelwind. Hij zou antifeministische en antimilieustandpunten verdedigen en hij zou vooral jonge mannen aanspreken die hun mannelijkheid kwijtraakten in een knuffelopvoeding. Hij zette zijn colleges en lezingen online en had twee jaar geleden al een miljoen views. Inmiddels is hij een fenomeen en trekt hij met zijn levenslessen volle zalen en miljoenen YouTube-kijkers. Hij wordt geprezen als ‘de invloedrijkste intellectueel van de westerse wereld’ en verguisd vanwege zijn associatie met alt-right en foute ideeën, met name over mannen en vrouwen. Peterson publiceerde twee boeken. Dit jaar kwam 12 regels voor het leven, een remedie tegen chaos uit, dat onmiddellijk (ook in Nederland) een verkoopsucces werd. In The New York Times is Peterson al uitgeroepen tot de invloedrijkste intellectueel van de westerse wereld. Hoe moeten we het nieuwe boek van hem evalueren tegen de achtergrond van ons gezamenlijk vakgebied van de klinische psychologie en psychotherapie?
Wat vanaf de eerste zin opvalt, is dat Peterson zich in zijn schrijfstijl meer een prediker dan een klinisch psycholoog toont. De voornaamste en meest geciteerde bron in zijn boek is de bijbel; God, Adam, Eva, Kaïn en Abel zijn de namen die het vaakst geteld kunnen worden. Zijn associatieve stijl leidt er toe dat hij bij elke leefregel – behalve het steeds terugkerende oude en nieuwe testament – ook de grote filosofen, Freud, Adler en Jung, grote romanschrijvers (met een voorkeur voor Russen, zoals Tolstoi),