Tussen autisme en persoonlijkheidsstoornissen bestaan overeenkomsten en verschillen, met name in het interpersoonlijk functioneren. Voor de behandeling en een goed therapeutisch contact moeten ggz-hulpverleners daarvan op de hoogte zijn.
Zowel bij autisme als bij een persoonlijkheidsstoornis is er sprake van aanhoudende moeilijkheden in het interpersoonlijk functioneren; problemen in het tonen van empathie en intimiteit. Bij autisme gaat het daarbij om een persisterende deficiëntie in de sociale communicatie en interactie; om een aanhoudend contactueel onvermogen, een beperking in het contact met anderen, ofwel een contactstoornis. Bij een persoonlijkheidsstoornis daarentegen spreken we niet van een contactstoornis, maar van een contactverstoring, dat wil zeggen: het contact is verstoord (geraakt) op basis van – veelal – een combinatie of samenspel van een kwetsbaar temperament en vroege pathologische relatiedynamieken, door verstoorde hechting en belastende situaties of gebeurtenissen.1 Elk van de tien DSM-5 persoonlijkheidsstoornissen kent een eigen dynamiek van contactverstoring.2 Verschillende studies laten zien dat er bij iemand met autisme ook sprake kan zijn van een persoonlijkheidsstoornis met een actuele prevalentie van 64%.3,4 In dat geval zijn er drie mogelijkheden:
-
De persoonlijkheidsstoornis is niet gerelateerd aan autisme (de vraag is of dit überhaupt mogelijk is).
-
De persoonlijkheidsstoornis is het gevolg van hoe de omgeving in het verleden op iemand met autisme heeft gereageerd.
-
De persoonlijkheidsstoornis heeft zich kunnen ontwikkelen door hoe iemand met autisme zijn omgeving zelf waarneemt en ervaart.5