Eind 2014 zag de NHG-Standaard ‘ADHD bij kinderen’ het licht.1 Dat was vijf jaar nadat kinderpsychiater Jet Roobol een ingezonden brief plaatste in het maandblad ‘Huisarts en Wetenschap’ (2009), met als prikkelende titel ‘ADHD in de eerste lijn: volksziekte zonder huisarts?’.2 Een beschrijving van ADHD diagnostiek in de eerste lijn.
Stand van zaken
Bij maar liefst 30% van de kinderen die in de tweede lijn worden geclassificeerd met ADHD blijkt de aandachtsproblematiek niet gepaard te gaan met comorbiditeit.3 Deze patiëntengroep komt mede daarom in aanmerking voor classificatie en behandeling in de huisartsenpraktijk. Hiermee zou niet langer worden afgeweken van het ggz-adagium ‘Licht waar dat kan, zwaarder waar dat moet’. Een koplopersgroep van huisartsen begeleidt deze kinderen inmiddels in de eigen huisartsenpraktijk, op voorwaarde dat daarbinnen voldoende kennis en expertise voorhanden is en de huisarts samenwerkt met andere ggz-professionals.
Diagnostiek
Over de diagnostiek van aandachtstekort en/of hyperactiviteit vermeldt de NHG-standaard: ‘Als ouders, het kind of anderen vermoeden dat er sprake is van ADHD of hulpvragen voor gedrags- of concentratieproblemen, neemt de huisarts de anamnese af, bij voorkeur met kind en ouder(s) samen. Daarvoor observeert hij ook de kind-ouder-interactie. Bij de anamnese houdt de huisarts rekening met