In mijn columns belicht ik kwesties waar ik tegenaan liep gedurende de ruim 35 jaar die ik in de ggz werkte als behandelaar, opleider en onderzoeker. Tot mijn favoriete thema’s behoren ‘de waan van de dag’, ‘bureaucratie’, ‘oplossingen die vooral problemen veroorzaken’ en ‘mythes’. In mijn columns stel ik mij tot doel om lezers te prikkelen kritisch over zulke thema’s na te denken. Ik beperk mij tot de curatieve ggz en de rol daarbinnen van klinisch psychologen, gz-psychologen en psychotherapeuten. Op die gebieden ben ik immers het beste thuis. Per column beschik ik over maximaal 405 woorden. Ruimte voor nuancering is er dus nauwelijks.
In de column ‘Mythes in de ggz’ beweer ik dat de curatieve ggz zich te vaak bezighoudt met het behandelen van problemen die met het leven samenhangen en niet zozeer met psychopathologie. Ik impliceer daarbij dat curatief bedoelde behandelingen in die sector te vaak bestaan uit het bieden van steun en troost. Ik beweer tenslotte dat noch levensproblemen, noch steun en troost bieden de core business van de curatieve ggz behoren te zijn.
Collega Jean Keizer is door mijn woorden geprikkeld. Hij vindt het onmogelijk om emotionele problemen die bij het leven horen altijd te onderscheiden van emotionele problemen die voortkomen uit psychopathologie. Jean Keizer zegt bovendien dat een aantal patiënten ook bij levensproblemen ggz-zorg nodig heeft.
Met het eerste ben ik het helemaal eens en met het tweede gedeeltelijk. Toch is de mythe die ik in mijn column signaleer hiermee niet opgelost. Hulpverleners in de curatieve ggz zijn geen gespecialiseerde ondersteuners. Hun expertise bestaat uit het onderkennen en corrigeren van psychopathologie. Kwaliteit en capaciteit van deze ggz-sector worden aangetast wanneer van die expertise onvoldoende gebruik kan worden gemaakt. Dat in de curatie niet primair gesteund en getroost moet worden, betekent overigens niet dat dergelijke hulp niet vanuit andere sectoren en door andere hulpverleners kan worden geboden. Mijn punt is dat de curatie niet mag dichtslibben met hulpverleningsactiviteiten die daar niet in thuis horen.
Een achterliggende, maar binnen de 405 woorden limiet niet expliciet geformuleerde opvatting achter ‘Mythes’ is dat de ggz slordig is met indicatiecriteria (‘emotioneel probleem: dus ggz’). Een andere onuitgesproken mening is dat er vage stopregels bestaan (‘we behandelen door zolang er nog problemen zijn en zolang de patiënt nog behoefte aan hulp heeft’). Een derde wat minder impliciet blijvende gedachte is dat doorbehandelen zolang er niets (meer) valt te behandelen niet alleen zinloos is, maar ook negatieve effecten kan hebben voor de patiënt en voor de zorg.
Veel van deze meningen en opvattingen komen voort uit dat het formuleren van doelen, het therapeutisch koersen op geleide van die doelen en het verbinden van consequenties aan het al dan niet bereiken van die doelen binnen de ggz slecht zijn ontwikkeld. Maar op die kwestie wil ik in een volgende column ingaan; ongenuanceerd en in maximaal 405 woorden.
Kees Korrelboom
Emeritus prof. dr. Kees Korrelboom, klinisch psycholoog en psychotherapeut, werkte tot voor kort als behandelaar en onderzoeker bij PsyQ Angststoornissen. Hij is bijzonder hoogleraar bij Tilburg University, opleider, directeur van Westland Workshops en erelid van de VGCt.