Tekst: Johan Faber
Emotieregulatie is een relatief nieuwe behandelmethode in de ggz, maar wordt nog vaak ingezet zonder duidelijk therapieplan of protocol, en zonder wetenschappelijke onderbouwing. Caroline Braet, hoogleraar aan de Universiteit Gent, ontwikkelde daarom een trainingsprogramma voor emotieregulatie, specifiek gericht op kinderen en jongeren.
Het is niet dat er in de ggz nooit aandacht is geweest voor het ‘omgaan met emoties’ – zoals je emotieregulatie ook gewoon kunt noemen Maar de nadruk van de behandeling lag traditioneel vaak op de specifieke kenmerken van een stoornis. De gedragstherapie die opkwam in de eerste helft van de twintigste eeuw, gaf geen prioriteit aan de ‘belevingswereld’ van de patiënten. En ook in de hedendaagse klinische psychologie gaat het nog steeds vooral over cognitieve aanpassingen en gedrag, en blijven de emoties van patiënten vaak buiten beeld. Niet uit onwil, maar uit onmacht.
“De cognitieve gedragstherapie erkent wel degelijk het belang van emoties,” zegt Caroline Braet, hoogleraar Klinische Psychologie aan de Universiteit Gent, en ook praktiserend gedragstherapeut. “Het probleem was dat we heel lang niet goed wisten hoe we emoties wetenschappelijk konden meten. Maar de laatste jaren zijn er instrumenten en methodes ontwikkeld die emoties, en de effecten van emotieregulatie, heel goed meetbaar maken.”
Problematiek
Deskundigen op het gebied van emotieregulatie gaan uit van het idee dat veel psychische problematiek voortkomt uit het verkeerd en zelfs destructief omgaan met gevoelens van woede, wanhoop, teleurstelling en dergelijke. Mensen met uiteenlopende psychische problemen als depressie, angststoornissen of borderline hebben in deze visie in wezen veel met elkaar gemeen. “Zelfs zonder dat er een duidelijke diagnose is, kun je vaststellen dat veel mensen met psychische problemen hun emoties niet goed kunnen kanaliseren, en dat die problemen daar een symptoom van zijn,” zegt Braet. “Daarom zou emotieregulatie altijd in het behandelpakket moeten zitten, ook bij kinderen en jongeren.”
De huidige belangstelling voor emotieregulatie is niet alleen te verklaren door het onderzoek van de laatste jaren, en de ontwikkeling van nieuwe meetinstrumenten, denkt Braet. “Heel lang was er in onze maatschappij eigenlijk geen ruimte om stil te staan bij gevoelens en emoties. Je stopte ze weg voor de buitenwereld. Maar de laatste jaren is er een maatschappelijke trend waarbij er steeds meer aandacht is voor het gevoelsleven – denk bijvoorbeeld aan iets als mindfulness.”
Observeren
Braet deed als therapeut veel ervaring op in het behandelen van kinderen en adolescenten zonder medicatie. Maar uiteindelijk vond zij de cognitieve gedragstherapie daarin tekortschieten. “Ik probeerde kinderen bijvoorbeeld om te leren gaan met angst of sombere buien, maar dat lukte lang niet altijd. Dat kwam omdat ik me vooral richtte op gedragsactivatie en cognitieve technieken, en kinderen niet voldoende liet stilstaan bij de emotionele ervaring. Om hun emoties te kunnen reguleren, moeten kinderen leren observeren waar zij hun angst of hun somberte voelen.”
Ieder opgroeiend kind leert op een bepaalde manier met emoties omgaan, en het ene kind reguleert zijn emoties beter dan het andere, weet Braet. “Dat hangt samen met het temperament van het kind, maar ook met de omgeving, en de manier waarop ouders ermee omgaan. Als een kind bijvoorbeeld telkens als het valt en pijn heeft een snoepje krijgt voor de troost, leert het niet om die pijn te erkennen. De emotie wordt onderdrukt. Dat noemen we een maladaptieve strategie, waarbij het kind niet leert om te gaan met emoties, maar ze omzeilt. Als een opgroeiend kind teveel maladaptieve strategieën aanleert, kan dat uiteindelijk leiden tot psychische klachten.”
Onder ogen zien
Jonge kinderen die niet bij hun ouders terecht kunnen voor het leren omgaan met emoties, blijven vaak ook in hun latere leven lastige en vervelende situaties ontwijken, stelt Braet. Soms zoeken ze daarbij hun toevlucht in drank, drugs of eten. Soms worden ze ook agressief, somber, of gaan ze piekeren. Het zijn allemaal maladaptieve strategieën – manieren om het probleem niet onder ogen te hoeven zien.
Volgens Braet verergert dergelijk gedrag bij sommige jongeren in de puberteit. Maladaptieve strategieën lijken in eerste instantie misschien een oplossing voor hun problemen, maar in feite maken ze die daardoor alleen maar groter. Want hoe meer je emoties als angst, boosheid of verdriet vermijdt, hoe meer de angst, de boosheid of het verdriet zich ophoopt. Waarmee ook het risico op een serieuze stoornis toeneemt.
Het goede nieuws is dat emotieregulatie heel goed te trainen is. In haar boek Emotieregulatie-training bij kinderen en adolescenten beschrijft Braet hoe behandelaars emotieregulatie grijpbaar en meetbaar kunnen maken, en hun patiënten concrete tools kunnen aanreiken om hun emoties beter te begrijpen en te kanaliseren. Ze pleit ook in haar optredens voor ggz-collega’s voor een professionele aanpak, volgens de duidelijke, goed onderbouwde protocollen die zij mede ontwikkelde. “Zonder duidelijke strategie kan emotieregulatie meer kwaad dan goed doen,” aldus Braet.
Vaardigheden
Braet bouwt in zekere zin voort op het werk van collega-hoogleraar Klinische Psychologie Matthias Berking, wiens emotieregulatie-technieken ze ‘vertaalde’ naar de wereld van kinderen en jongvolwassenen. “Kinderen spreek je op een andere manier aan dan volwassenen. Dat zit hem in het taalgebruik, maar ook in andere materialen die je gebruikt, zoals filmpjes of stukjes tekst. Daarbij maak je natuurlijk ook weer onderscheid tussen jonge kinderen en jongvolwassenen. Maar uiteindelijk gaat het erom dat je kinderen bepaalde vaardigheden bijbrengt. In de eerste plaats hun emoties leren herkennen en onder ogen zien. Wat voel ik? En wat vertellen die gevoelens mij? Door goede emotieregulatie kan een traject voor cognitieve gedragstherapie vaak sterk verkort worden, of zelfs helemaal niet nodig zijn.”
Het spreekt bijna voor zich dat geen kind zich hetzelfde ontwikkelt, en dat iedereen ook op het gebeid van emotieregulatie een eigen pad volgt. Een strategie die voor de één heel goed werkt, kan voor de ander juist contraproductief zijn. Braet pleit voor een ‘flexibele inzet van strategieën’, waarbij een kind door heel veel oefenen tal van manieren aanleert om met gevoelens en emoties om te gaan. “Je flexibiliteit in de omgang met emoties, en het toepassen van helpende, adaptieve strategieën, bepaalt voor een belangrijk deel de geestelijke gezondheid,” zegt ze. “Daarom denk ik ook dat er een plek moet zijn voor emotieregulatie op school. Als je niet weet hoe je met iets als boosheid om kunt gaan, kun je namelijk ook geen leerstof opnemen.”
Meer lezen over emotieregulatie? Vind je boeken hier!
Helemaal eens. Ik werk al jaren met de Emotion Regulation Therapy van Deb Dana, gebaseerd op de The Poly Vagal Theory van Porges.
Zo waar!
Het fijne is dat al jaren een van de specialiteiten van de vaktherapeuten is. Mooi dat deze tegenwoordig zoveel vaker in de multidisciplinaire behandelingen worden ingezet. En zeker een aanrader om vroeg in de behandeling vaktherapie in te zetten. Ervaringsgericht leren is niet alleen voor kinderen helpend, maar zeker ook voor volwassenen! Met eindeloos denken leert men niet met emoties om te gaan. Het dóen in de veilige ruimte van het lokaal, met een geschoolde tegenspeler, dat geeft ruimte voor geblokkeerde, genegeerde of onbegrepen gevoelens en gelegenheid daar onder begeleiding mee om te gaan.