We ontvingen een boze brief van de bibliotheek van de school van onze zestienjarige jongste. Hij was te laat met het retourneren van zijn geleende boek. Te lang had hij (het superdunne) ‘Het aapje dat geluk pakt’, van Arnon Grunberg, in bezit. Zijn uitleg was dat hij de boete niet met een pinpas mocht betalen, en kleingeld had hij niet altijd op zak. Dit was mijn kans om het boekje te lezen. ‘Wat is het motief?’ wierp onze jongste me toe toen ik het boekje aan het lezen was. Het antwoord zou hem helpen zijn boekverslag te schrijven, maar ik vond moederlijk dat hij het zelf moest lezen en na mijn aanbod om het samen te bespreken, lees ik het in een (zonnige) dag uit.
Het boekje behandelt de helling waarop een diplomaat, de tweede man op de Nederlandse ambassade in Lima, Peru, terechtkomt en hoe hij afglijdt. Aanvankelijk heeft hij zijn leven goed voor elkaar, met vrouw en twee kinderen en zijn werk. Moreel voelt hij zich verheven boven zijn meerdere. Hij schikt zich echter naar wat van hem wordt verwacht en lijkt tevreden met zijn positie. Dan laat hij zich strikken door een revolutionaire. Hij gaat een affaire aan met een jonge dame die zijn verlangen naar een hogere vrijheid losmaakt. Hij laat zich verleiden, zijn ego strelen, en door haar gebruiken om maar bij haar te kunnen zijn. Het blijkt bedrog; hij is voor een niet ongevaarlijk karretje gespannen, en ofschoon zij zijn leven redt door