Als ik je boek lees, denk ik: in jouw jeugd had je finaal naar de vernieling kunnen gaan.
‘Dat zeg je goed, het was een dubbeltje op zijn kant. Ik had overdreven gezegd ook een moordenaar kunnen worden. Dat zeg ik niet toevallig, want ik had ooit een interview met Sanny, één van de moordenaars van de bende van Venlo, een zeer geruchtmakende zaak. Ik interviewde zijn moeder, Alda Peters. Zij was advocate en bleek totaal de grip op Sanny te zijn verloren, mede doordat zij zich in de avonduren – als dame van gewone komaf – had geschoold in de advocatuur en daar goed in was geworden. Maar ze had met haar hoofd zo diep in de boeken gezeten dat ze haar zoon niet meer had zien staan. Het intrigerende was: Sanny en ik hebben dezelfde geboortedag, hij was de zoon van een vrachtwagenchauffeur – net als ik – en hij identificeerde zich met Frenkie, de leider van de bende. Als je ziet wat die jongen in zijn jeugd heeft meegemaakt aan ruzies tussen zijn ouders, en aan gesodemieter met buitenechtelijke relaties en andere puinbakkerij, dan is de vraag: hoe kan het dat hij tot de bende van Venlo is toegetreden en aan het moorden is geslagen, en dat ik een niet onsuccesvolle interviewer ben geworden? Zeg jij het maar. Ik kan alleen maar onderschrijven wat je zegt: het had net zo goed vreselijk verkeerd met me kunnen aflopen.’