In de column 'Mythes in de ggz' (GZ-Psychologie nr. 5, 2020) stelt emeritushoogleraar Kees Korrelboom dat het voor de curatieve ggz een valkuil is om cliënten langere tijd steun te geven voor algemeen menselijk leed. Toch vragen sommige patiënten nu eenmaal om wat meer andersoortige aandacht en geduld.
Het spanningsveld dat Kees Korrelboom beschrijft, is herkenbaar; we hebben allemaal weleens te maken met ziekte, lockdown-beperkingen, een overlijden, gezinsspanningen, relatieproblemen, of stress op het werk; het ene probleem is groter dan het andere, en op sommige momenten stapelen de problemen zich op. Onze patiënten hebben die levensproblemen ook, al zorgen die algemene problemen bij hen waarschijnlijk voor wat meer lijdensdruk dan bij de gezonde medemens. Bij hen komen die problemen immers nog eens boven op de problemen waar de curatieve ggz voor bedoeld is; de problemen die in de woorden van Kees Korrelboom: ‘(…) vooral verband houden met ontregelde, disfunctionele informatie verwerkende processen’, ofwel de psychiatrische problemen waarvoor mensen bij ons in behandeling zijn. Voor het eerste soort problemen is volgens Kees Korrelboom weliswaar ‘ (…) troost, steun en soms praktische hulp nodig’, te vinden ‘(…) bij de medemens – of desgewenst in een religie, hobby of bij een huisdier – maar niet in de ggz’. Als eerste uitgangspunt ben ik het hiermee mee eens, maar in de praktijk pakt het vaak anders uit.
Mythe is een overtrokken term
De mythe waar Kees Korrelboom het in zijn column over heeft, is dat de ggz voor beide soorten problemen een oplossing lijkt te willen bieden, waardoor cliënten veel te lang in behandeling worden gehouden, ten koste van de wachtlijsten. Echter, ik denk dat het woord mythe overtrokken is, en dat Korrelboom op deze manier een reëel spanningsveld te zwart-wit afschildert. Mogelijk om de lezer iets duidelijk te maken, maar toch: