Je hoeft maar een paar minuten met Marleen Rijkeboer over haar werk te praten en je begrijpt waarom de klinisch psychologe vorig jaar werd verkozen tot docent van het jaar aan de Universiteit Utrecht (UU). In het juryrapport wordt zij vooral geprezen om haar aanstekelijke enthousiasme: ‘Studenten waarderen dat zij in haar colleges vaak bijzondere werkvormen gebruikt zoals rollenspelen, quizzen en debatten. Ze verzint altijd iets extra’s.’
Al net zo enthousiast vertelt Rijkeboer in haar Amsterdamse appartement over haar loopbaan, een carrière die ruim 24 jaar geleden in Utrecht begon met haar aanstelling als docent bij de vakgroep Klinische Psychologie en als therapeut bij het Ambulatorium, de ggz-afdeling van de faculteit Sociale Wetenschappen (UU). ‘Ik hield me daar vooral bezig met de behandeling van “lastige lieden”, zoals psychiater Gerben Graddesz Hellinga (1938) patiënten met persoonlijkheidsproblematiek noemde. Voor hen bestond er destijds nog geen effectieve behandeling. Veel van mijn toenmalige collega’s legden zich daarbij neer, de behandeling bestond vooral uit pappen en nathouden.’
Maar u nam daar geen genoegen mee?
‘Nee, ik kon me niet voorstellen dat we niets voor deze patiënten konden doen. Dus ik ging op zoek en stuitte online op een boekje van de Amerikaanse psycholoog Jeffrey Young (geboren 1950), grondlegger van de schematherapie (ST). Volgens Young was ST een effectieve behandeling voor patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Ik heb dat boekje toen besteld en dat vond ik zo inspirerend dat ik Young heb benaderd met de vraag of ik de bij zijn methodiek