Iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn. Ouder worden doet een groot beroep op iemands veerkracht en coping, oftewel: de persoonlijkheid wordt op de proef gesteld. Bij ouderen met persoonlijkheidsstoornissen kan er een ‘mismatch’ ontstaan tussen hun maladaptieve persoonlijkheidstrekken en de omgeving. De laatste jaren is er meer aandacht voor psychotherapeutische interventies voor ouderen met persoonlijkheidsstoornissen. In een Nederlands-Vlaamse en een Amerikaanse Delphi-studie bereikten de deelnemende experts consensus over het volgende: voor het vinden van een passende behandeling van ouderen met een persoonlijkheidsstoornis is het zinvol onderscheid te maken tussen drie psychologische behandelniveaus, als zijnde heuristieke hulpmiddelen voor het vinden van de juiste behandeling.1,2 Het eerste behandelniveau zijn de ‘persoonlijkheidsveranderende behandelvormen’. Hierbij gaat het om intensieve psychotherapieën die gericht zijn op verandering van iemands pathologische persoonlijkheidsaspecten, zoals schematherapie en Mentalisation Based Treatment (MBT). Recent verscheen het eerste empirische onderzoek waaruit blijkt dat schematherapie effectief is in de behandeling van ouderen met cluster C-persoonlijkheidsstoornissen.3
Sommige ouderen met persoonlijkheidspathologie kunnen vanwege neurocognitieve stoornissen of ernstige lichamelijke problematiek geen intensieve psychotherapie volgen. Dan kunnen interventies op een ‘steunend-structurerend behandelniveau’ geïndiceerd zijn. Hierbij gaat het om interventies die gericht zijn op het verkrijgen en behouden van een adequaat activiteitenpatroon, een passende dag- en weekstructuur, en om interventies die gericht zijn op het helpen verdragen van overspoelende emoties en het vergroten van de zorgmotivatie.
Andere cliënten met persoonlijkheidsstoornissen zijn niet gemotiveerd voor intensieve psychotherapie of ontkennen hun persoonlijkheidsproblematiek, maar willen en kunnen wel een