Werken in de forensische ggz betekent het leveren van adaptieve zorg, bijdragen aan gedragsverandering van de clientèle en het vergroten van de maatschappelijke veiligheid. Het betekent ook: werken met matig gemotiveerde mensen, winnen van vertrouwen, zoeken naar de kwetsbaarheid achter een façade van desinteresse en het voortdurend monitoren van de veiligheid van cliënt en maatschappij. Werken aan veiligheid kan soms betekenen dat moet worden gewerkt aan onderliggende stoornissen van cliënten, maar dat is lang niet altijd het geval. In de regel wordt voortdurend onderzocht met welke interventies zowel de veiligheid kan worden vergroot, als het (zelf)regulerend vermogen van de cliënt.1 Dat vraagt dus om maatwerk; om meten, taxeren, prikkelen en toetsen. Ook bij het werken aan veiligheid geldt: geen gerichte zorg zonder goede indicatiestelling.
Risicogerichte zorg
Binnen de reguliere ggz zijn diagnoses (classificaties) vaak leidend voor het behandelprogramma. In de forensische ggz is niet de stoornisgerichte zorg het uitgangspunt, maar het verlagen van het recidiverisico. Het zogeheten RNR-model (risks, needs, responsivity)2 vormt een kompas voor de aard, complexiteit, intensiteit, inhoud en vorm van de zorg. Niet de klachten of stoornis van een cliënt zijn leidend bij de invulling van een behandelprogramma, maar de mate waarin sprake is van factoren die het recidiverisico verhogen.
De What works-principes
-
Het risicoprincipe schrijft voor dat de intensiteit van