Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

De deur op een kier

Rob gaat al jaren gebukt onder plasangst: een specifieke fobie. ‘Ik heb een enorme drempel moeten nemen om hier te komen', zegt hij in ons eerste gesprek.
In deze rubriek vertellen behandelaren over een bijzondere cliënt van wie zij iets geleerd hebben. In deze bijdrage vertelt klinisch psycholoog en psychotherapeut Guido Machielsen over een cliënt met plasangst.
Rob gaat al jaren gebukt onder plasangst: een specifieke fobie. ‘Ik heb een enorme drempel moeten nemen om hier te komen’, zegt hij in ons eerste gesprek. Rob lijkt typisch zo’n cliënt die prima strikt volgens een protocol kan worden behandeld, zonder dat de therapeutische relatie specifieke aandacht behoeft. Hij heeft een afgebakende klacht en de samenwerking verloopt gemakkelijk. Gaan met dat protocol! Ik heb mij echter aangeleerd om in elk therapiegesprek ten minste eenmaal iets relationeels ter sprake te brengen. Dit is van belang om te leren dit samen aan te durven wanneer werken in de relatie onontkoombaar is, bijvoorbeeld wanneer ik vastloop met mijn protocollaire behandeling. Zo’n protocol lijkt op papier misschien appeltje-eitje, maar we weten dat fobiebehandelingen vaak moeilijk zijn. Zo kan vermijding van huiswerk hardnekkig zijn. Rob vraagt zelf ook om een protocollaire behandeling, omdat hij van dr. Google begrepen heeft dat dit een effectieve manier kan zijn om tot een afname van zijn klachten te komen. Ik ga mee in zijn voorstel (motivatie voor een behandelmodel is immers ook een belangrijke bepalende factor voor een mogelijk positieve behandeluitkomst). In elke sessie ben ik er ontspannen alert op of zich mogelijk barstjes in de therapeutische relatie aandienen. Ik verwacht dat Rob teleurgesteld kan raken doordat therapieresultaat uitblijft. De vermijding is hardnekkig: hij is fervent Ajaxsupporter, maar durft al jaren niet meer naar het stadion te gaan, uit angst om tijdens de wedstrijd te moeten plassen. Langzaamaan is er minder vermijding van exposure en bezoekt hij bijvoorbeeld een wedstrijd van jong Ajax. Elke sessie stel ik vragen: ‘Hoe is het voor jou om deze klacht met mij te bespreken?’; ‘Helpt het jou dat ik ook een man ben?’ Ik deel dat deze behandeling voor mij ook geen dagelijkse kost is en breng als zelfonthulling in dat ik een seizoenkaart heb bij FC Utrecht en zodoende een deel van zijn herenleed herken: de enorme drukte in het herentoilet van het stadion. De behandeling gaat minder snel dan Rob had gehoopt. Als hij schoorvoetend zegt dat hij dan toch maar medicatie wil, kan ik met hem meta-communiceren: ‘je zegt dat je dit overweegt’. Hij kan onder woorden brengen dat hij zich enorm schaamt voor zijn vermijding en zijn falen, maar spreekt ook zijn teleurstelling uit dat het volledig opklaren van zijn klachten op dit moment een illusie is gebleken. Een shift in de behandeling; het delen hiervan bleek dermate veel opluchting te geven dat hij zich met dappere moed weer aan zijn huiswerk zette en van de weeromstuit stappen kon maken in de behandeling. Aan het einde van de behandeling gaat Rob na lange tijd zelfs weer naar wedstrijden van Ajax. Helaas bleek dit toch een teleurstelling; niet vanwege het plassen (dat ging prima), maar vanwege het belabberde niveau van Ajax.