Cross-culturele neuropsychologie is een aandachtsgebied binnen de neuropsychologie met een kleurrijke en turbulente geschiedenis. Hoe is dit werkveld ontstaan, welke ontwikkelingen heeft het doorgemaakt en hoe kan toekomstig onderzoek eruitzien?
De cross-culturele neuropsychologie heeft een kleurrijke geschiedenis en het vakgebied vindt zijn oorsprong in de studie van verschillende volkeren en hun talen, tradities, gewoonten, cultuur en geschiedenis.1 Zo leidde de Rus Alexander Luria (1902-1977), een voorvader van de moderne neuropsychologie, een veldexpeditie naar de afgelegen bergweiden en dorpjes van Oezbekistan (1931-1933), waar hij aantoonde dat processen als waarneming, probleemoplossend vermogen en taalontwikkeling beïnvloed worden door cultuur, taal en opleiding.2 Hij liet de lokale bevolking plaatjes zien van een hamer, zaag, boomstam en een bijl en vroeg welk plaatje er niet bij hoorde. De lokale, laaggeletterde landarbeiders gaven praktische antwoorden, vanuit hun visie op de wereld, bijvoorbeeld: om een boom om te zagen, heb je een bijl en een zaag nodig.3 Op de vraag van Luria waarom iemand anders een hamer, zaag en bijl als antwoord had gekozen en daarin de boomstam had weggelaten, antwoordden de landarbeiders: ‘misschien heeft die persoon al veel brandhout in huis?’ Het onderzoek van Luria resulteerde in een van de eerste wetenschappelijke bewijzen dat de (belevings)wereld waarin je opgroeit en geletterdheid een grote invloed hebben op hoe je cognitieve taken uitvoert. Het onderzoek van Luria kreeg echter vrijwel onmiddellijk veel kritiek, omdat hij de lokale bevolkingsgroepen daarmee wegzette als minderwaardig en primitief. Het onderzoek bleef daarom veertig