Hoe kunnen therapeuten van hoogbegaafde cliënten de bij hen vaak optredende overdracht en tegenoverdracht zo hanteren dat er een goede behandelrelatie ontstaat of blijft bestaan?
© ASDF / stock.adobe.com
Hoogbegaafden zijn vaak interessante, creatieve, autonome en kritische cliënten, maar zij kunnen bij therapeuten ook gevoelens van ergernis, onzekerheid en ontmoediging oproepen, of juist een te sterk gevoel van betrokkenheid. Therapeuten kunnen hierdoor geneigd zijn om hoogbegaafdheid bij cliënten te negeren, te vermijden, of om de hoogbegaafdheid te bestrijden. Hoe kunnen we voorkomen dat hoogbegaafdheid de therapeutische relatie negatief beïnvloedt?
Complexe diagnostiek en behandeling
Voor hoogbegaafdheid zijn in de literatuur meerdere definities te vinden, meestal is de definitie van Webb e.a. vertrekpunt voor de diagnostiek en behandeling van hoogbegaafde cliënten.1,2 Een hoogbegaafd persoon is in ieder geval hoogintelligent (IQ > 130) en daarnaast heeft hij of zij minstens vijf van de onderstaande, andere negen persoonlijkheidskenmerken:1
1. hoogintelligent (IQ > 130);
2. intens voelend, hoogsensitief en/of sterk prikkelgevoelig;
3. snel, complex, veelzijdig en divergent denkend;
4. idealistisch en met een sterk rechtvaardigheidsgevoel;
5. asynchroon in de persoonlijke ontwikkeling (motorisch, sociaal en intellectueel);
6. nieuwsgierig, met een intens, breed en/of ongewoon interessepatroon;
7. snel en creatief oplossingen scheppend;
8. autonoom denkend;
9. autonoom handelend;
10. perfectionistisch.
Ggz schiet tekort
Hoogbegaafdheid bij volwassenen wordt in diagnostiek en psychotherapie niet beschouwd als een psychische (DSM-5-)stoornis, maar als een eigensoortige, snelle en complexe vorm van informatieverwerking.3 Hoogbegaafdheid beslaat een cluster van persoonlijkheidskenmerken die met elkaar samenhangen en